Jezus vraagt aan de leerlingen wie Hij volgens de opvatting van de mensen is. Zij zeggen: “Sommigen zeggen dat je Elia bent, anderen Johannes de Doper, weer anderen één van de profeten.”
Na de antwoorden van de leerlingen vraagt hij aan Petrus: “Wie zeg jij dat ik ben?” Petrus zegt dan: “Jij bent de Christus, de Zoon van de levende God.” Bij Mattheus, Marcus en Lucas verbiedt Jezus zijn discipelen, om hier met iemand over te spreken.
• Matth. 16 : 13-20; Marc. 8 : 27-30; Luc. 9 : 18-21; Joh. 6 : 66-70